Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gevestigd in het Castalia-gebouw in Den Haag, is beladen met een grote verantwoordelijkheid betreffende de Nederlandse burger. Wat is (de geschiedenis van) deze verantwoordelijkheid?
Verantwoordelijkheid
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, vaak afgekort als VWS, is een Nederlands ministerie dat in de eerste plaats verantwoordelijk is voor de volksgezondheid. De volksgezondheid is de algemene gezondheid onder de Nederlandse burgers. Deze gezondheid wordt beïnvloedt door zogenaamde determinanten (factoren). Belangrijke factoren zijn: preventie, leefstijl, sociale en fysieke (leef)omgeving en natuurlijk de gezondheidszorg. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft invloed op deze determinanten; ze voert het beleid omtrent ziekenhuizen, geneesmiddelen, ziektekosten en huisartsen. Ook is ze beladen met de verantwoordelijkheid voor preventieve gezondheidszorg en voedselveiligheid.
Naast verantwoordelijkheid betreffende volksgezondheid, is het ministerie ook verantwoordelijk voor het welzijnsbeleid in Nederland. Welzijn, gedefinieerd als een mate van (im)materiële tevredenheid, wordt bepaald door verschillende instanties binnen diverse zorgsectoren. De zorgsectoren waar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beleid voert, zijn onder andere: ouderenzorg, jeugdbeleid, sociaal-cultureel werk, verslavingszorg en maatschappelijke dienstverlening.
Ook sportbeleid valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie. Natuurlijk is sport van groot belang voor de Nederlandse samenleving. Het biedt naast ontspanning ook een welkome bijdrage aan de volksgezondheid. Door verschillende vormen van beleid probeert het ministerie middels sport de volksgezondheid en het welzijn van de burger te vergroten.
Geschiedenis van het ministerie
Net als de andere ministeries, heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport lang niet altijd bestaan. Het ministerie is in 1982 ontstaan uit een voortzetting van delen van andere ministeries: het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne en het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. De voortzettingsvorm werd betiteld als het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, wat later is overgegaan in het alom bekende ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Nederlandse staat heeft tot 1950 een minieme rol gespeeld binnen de gezondheidsvoorziening van haar burgers. Pas vanaf 1950 (voor het eerst in 1956) kwamen er wetten op gang die de algemene volksgezondheid ten goede kwamen. Voorbeelden van deze wetten zijn: de Gezondheidswet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Na deze wetten zijn er diverse andere wetten ingevoerd, om uiteindelijk het welzijn van de burger te optimaliseren.